Jan Gies

Jan en Miep Gies op hun trouwdag op 16 juli 1941
Jan en Miep Gies op hun trouwdag op 16 juli 1941
Naast haar kantoorwerk had Miep Gies een druk sociaal leven. Ze hield van gezelligheid en zat, zoals zoveel leeftijdgenoten, op dansles. Tijdens het vrijdansen op vrijdag- en zaterdagavond brachten zij en haar vriendinnen in de praktijk wat ze tijdens de doordeweekse dansles hadden geleerd. "Ik was zo'n pittige danseuse en hield zo van dansen, dat ik nooit aan de kant bleef zitten. Er waren altijd wel jongens die met me wilden dansen en me na afloop naar huis wilden brengen."

Hoewel Miep bevriend was met verschillende aardige jongens, was er één die haar speciale aandacht had, het was '(...) een boomlange, goedgeklede, zeer aantrekkelijke jongeman, een paar jaar ouder dan ik. Hij heette Jan Gies. (...) Ik voelde me bijzonder tot Jan aangetrokken. Hij had donker golvend haar en was een sympathieke verschijning.'

Miep en Jan hadden elkaar op het werk bij een textielbedrijf leren kennen. Zij was er typiste en hij werkte er als boekhouder. Ze raakten bevriend en bleven contact houden, ondanks dat zij ontslagen werd en bij Opekta van Otto Frank ging werken, en hij maatschappelijk werker bij de Amsterdamse Sociale Dienst werd. Jan woonde net als Miep in de Amsterdamse Rivierenbuurt, zij het dat hij een eigen kamer had bij mensen in de Rijnstraat en Miep nog bij haar pleegouders woonde en een kamer deelde met haar zusje Catherina.

Bioscoop Tip Top aan de Jodenbreestraat, ca. 1935
Bioscoop Tip Top aan de Jodenbreestraat, ca. 1935
De vriendschap van Jan en Miep ontwikkelde zich tot een grote liefde. Ze gingen steeds intensiever met elkaar om en ontdekten dat ze beiden dol waren op de muziek van Mozart, ze hadden hetzelfde favoriete concert voor fluit en harp. Elke zaterdagavond gingen ze naar bioscoop Tip Top in de Jodenbreestraat en op zonnige dagen maakten ze tripjes op de fiets. 'Op één fiets: Jan trapte en ik zat achterop met mijn jurk wapperend in de wind en mijn armen losjes om zijn middel. Op warme zonnige dagen leek het of heel Amsterdam op de fiets stapte, jong en oud, hele gezinnen.' Ook gingen ze graag naar de vlooienmarkt op zondag in de oude jodenbuurt vlakbij de Portugese synagoge aan de Muiderstraat.

Toen Miep op het Singel werkte en Jan bij de gemeentelijke Sociale Dienst, maakten ze regelmatig samen een wandeling tijdens hun lunchpauze. Zo leerde Jan ook Otto Frank, Mieps baas, kennen. Miep vond dat ze op elkaar leken, qua bouw, allebei lang en slank, maar ook qua karakter. Ze hadden hetzelfde ironische gevoel voor humor en waren beiden principiële mannen van weinig woorden. Toen Otto Frank Miep voor het eerst uitnodigde eens bij hem thuis te komen eten, vroeg hij haar Jan ook mee te nemen. Het etentje was geen eenmalige gebeurtenis en tijdens de visites die volgden, leerden Miep en Jan het gezin Frank, inclusief hun twee jonge dochtertjes Margot en Anne, steeds beter kennen. Ook de angstaanjagende ontwikkelingen in de wereld werden op dergelijke avondjes en middagen met koffie en gebak uitgebreid besproken, al dan niet in gezelschap van andere kennissen en vrienden van Edith en Otto Frank. 'Zodra Anne en Margot aan tafel werden geroepen, zwegen we over die vreselijke dingen. We sloegen een luchtiger toon aan en spraken alleen nog over leuke en plezierige onderwerpen. Onderwerpen die geschikt waren voor onschuldige, ontvankelijke kinderoren.'

Miep en Jan wilden zich graag verloven, maar ze hadden geen spaargeld voor een bruiloft of om meubilair te kopen om een huis in te richten en een zelfstandig, gezamenlijk leven te leiden. Zoals veel stellen die het niet breed hadden, werd hun verkeringstijd langer en langer. Toen Miep dertig was geworden en Jan bijna 34 namen ze zich begin 1939 voor het er toch maar op te wagen en actief naar een woning op zoek te gaan. Zodra ze iets gevonden zouden hebben, zouden ze ook kunnen trouwen. Maar het leek onmogelijk huisvesting te vinden. Alle kamers, zolders, kelders waren verhuurd, veelal aan mensen die op de vlucht waren voor het regime van Hitler. Amsterdam barstte uit zijn voegen. Hitler had in 1938 Oostenrijk al bij zijn nazirijk kunnen inlijven, en op 1 september 1939 vielen de Duitsers Polen binnen. Acht maanden later was Nederland aan de beurt.

Ondanks dat Miep als sinds december 1920 in Nederland woonde, had ze altijd de Oostenrijkse nationaliteit behouden. Omdat Oostenrijk na de inlijving bij het Duitse rijk in 1938 als land niet meer bestond, probeerde Miep in 1939 al middels een brief aan Koningin Wilhelmina de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. Hieronder een doorslag van die brief aan de koningin.

Doorslag brief aan koningin Wilhelmina
Doorslag van een brief uit 1939 van Miep Gies aan koningin Wilhelmina waarin ze vraagt om Nederlandse te mogen worden.

Ondanks de grote woningnood hadden Miep en Jan kort na de Duitse inval toch geluk, Otto Frank wees hen op een advertentie waarin in hun eigen buurt kamers te huur werden aangeboden, op de Hunzestraat 25. De volgende dag ging Miep met mijnheer Frank vóór het werk naar de kamers kijken. De hospita was de joodse mevrouw Stoppelman en ze wilde graag twee kamers in haar huis verhuren omdat ze onverwacht alleen was komen te staan. Door een onvoorziene toevalligheid was haar echtgenoot op een schip beland dat vanuit IJmuiden naar Engeland zou varen. Hij was ongedeerd aangekomen, maar mevrouw Stoppelman had geen idee of ze hem ooit nog terug zou zien. Miep vertelde vertelde een opgeluchte mevrouw Stoppelman de kamers graag te willen huren. In eerste instantie vertelden ze haar maar niet dat ze niet getrouwd waren, maar nadat ze haar beter leerden kennen, durfden ze het wel op te biechten. Geld om op korte termijn te trouwen hadden ze simpelweg nog steeds niet.

Miep en Jan Gies, herfst 1985 in Amsterdam
Miep en Jan Gies, herfst 1985 in Amsterdam
Hoewel de Duitsers als een vloedgolf het grootste gedeelte van Europa wisten te bezetten, leek in Amsterdam het leven door te gaan als daarvoor. Het was een mooie zomer en Miep en Jan waren gelukkig. Maar sluipenderwijs werden naarmate de herfst vorderde, de maatregelen tegen joden steeds groter in aantal en steeds ingrijpender. 'We maakten ons ernstige zorgen over onze joodse vrienden. Een gevoel van vreselijke wroeging knaagde aan me. Hoe hadden we zo naïef kunnen zijn om te denken dat onze neutraliteit door zo'n immoreel persoon als Adolf Hitler zou worden gerespecteerd? Waren onze joodse vrienden maar naar Amerika of Canada gevlucht! Jan en ik vonden het vooral voor de Franks met hun twee jonge kinderen erg wrang. Mevrouw Frank had twee broers die wel naar Amerika waren gegaan.'

Plotseling kreeg Miep een oproep zich te melden op het Duitse consulaat. Nadat ze haar Oostenrijkse paspoort had afgegeven, werd haar gevraagd of het klopte dat ze geweigerd had lid te worden van een nazistische meisjesvereniging. Toen Miep antwoordde dat dat klopte, zette de Duitser bij de verloopdatum een groot zwart kruis en kreeg ze haar paspoort terug met de woorden: 'Uw paspoort is over drie maanden verlopen, u dient binnen die termijn terug te zijn in Wenen tenzij u met een Nederlander trouwt.'

Natuurlijk wllden Jan en Miep trouwen, maar daarvoor bleek haar geboortebewijs uit Wenen nodig te zijn. Het leek onmogelijk dat binnen drie maanden te regelen. In normale tijden, zonder oorlog, zou zoiets al ongeveer een jaar duren. Toch besloot Miep alles op alles te zetten en stuurde ze direct haar oom in Wenen een brief met de zeer dringende vraag haar zo snel mogelijk haar geboortebewijs op te sturen. Hoewel het in eerste instantie niet lukte, had haar bijzonder vasthoudende oom uiteindelijk geluk. De aardige vrouwelijke beamte op het Weense stadhuis die hij trof had goede herinneringen aan Nederland en zij bracht oom Anton het geboortebewijs van Hermine Santruschitz. Toen Miep het in Amsterdam ontving, maakten zij en Jan direct een afspraak op het stadhuis om te trouwen. De trouwdatum werd vastgesteld op 16 juli 1941.

Het was een prachtige zomerdag en samen met nog twee stellen, dat was de goedkoopste trouwoptie, stonden Jan en Miep voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, angstig dat de ambtenaar vanwege het zwarte kruis in het paspoort het huwelijk niet door zou laten gaan en Miep terug zou sturen naar Wenen. Maar Miep had weer geluk, na het paspoort aandachtig te hebben bestudeerd, gaf de ambtenaar te kennen dat alles in orde was. Miep trouwde niet alleen met haar grote liefde Jan, maar werd ook nog eens officieel Nederlandse.

Jan en Miep Gies in het Achterhuis
Jan en Miep Gies in het Achterhuis bij de kast die de onderduikruimte afsloot ca. 1988
Driekwart jaar later gaf Miep nog een keer haar plechtige ja-woord, dat was toen Otto Frank haar vertelde van zijn onderduikplannen, samen met de familie Van Pels, en hij haar vroeg of ze bereid was de verantwoordelijkheid van de verzorging van de zeven onderduikers op zich te nemen. "Natuurlijk" was haar antwoord. Ook Jan zegde zijn onvoorwaardelijke hulp toe.

Over de tijd waarin Miep en Jan Gies twee van de helpers van de onderduikers in het Achterhuis waren, kunt u elders op deze site lezen. Naast hun hulp aan de bewoners van het Achterhuis, hadden Miep en Jan sinds de lente van 1943 ook een Nederlandse student als onderduiker in hun eigen huis aan de Hunzestraat. Hij had geweigerd de Duitse loyaliteitsverklaring die aan alle studenten werd opgelegd, te tekenen. Daarnaast was Jan via zijn werk bij de gemeentelijke Sociale Dienst ook intensief betrokken geraakt bij een ondergronds netwerk. Het verraad waardoor de acht onderduikers op de Prinsengracht werden opgepakt en afgevoerd naar verschillende concentratiekampen, leidde niet tot een arrestatie van Miep en Jan Gies.

Toen Otto Frank in de zomer van 1945 bij Miep en Jan op de stoep stond, zou hij tot 1953 bij hen blijven wonen. Zijn vrouw Edith en dochters Margot en Anne waren in de kampen gestorven. Miep kon Otto Frank de dagboeken van zijn dochter Anne overhandigen en Otto Frank zou er voor zorgen dat Anne's dagboek in 1947 werd uitgegeven. Jan en Miep kregen op 13 juli 1950 hun zoon Paul en verhuisden in 1953 naar de Woestduinstraat. Daar overleed Jan Gies in 1993. In 2000 verhuisde Miep naar een provinciestad.

Otto Frank, Miep en Jan Gies met zoon Paul, januari 1951 Amsterdam
Otto Frank, Miep en Jan Gies met zoon Paul, januari 1951 Amsterdam

Alle citaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit het boek 'Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis.' van Miep Gies met Alison Leslie Gold (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1991). Begin 2009 wordt een vernieuwde heruitgave van het boek verwacht.