Miep Gies beschrijft haar vrienden

Miep Gies (1945)
Miep Gies (1945)
In haar boek noemt Miep Gies de acht onderduikers in het Achterhuis consequent 'onze vrienden'. In haar boek geeft ze zo nu en dan korte karakterbeschrijvingen van elk van hen. Ze doet dat op een minder uitgesproken manier als Anne dat in haar dagboek doet, maar Miep's ogen zijn de ogen van een volwassen vrouw, Anne's ogen zijn die van een puber, een opgesloten puber bovendien.

Miep kent alle onderduikers, behalve Peter van Pels, al van voor de oorlog. Tandarts Fritz Pfeffer had Miep door de Franks leren kennen en ze was patiënt bij hem. Hermann van Pels was een collega, en zijn vrouw Auguste kende ze ook van de open-huiszaterdagmiddagen bij de Franks thuis aan het Merwedeplein. Otto Frank was natuurlijk sinds 1933 Miep's werkgever, maar ze had hem en zijn gezin buiten het werk om ook als dierbare vrienden leren kennen.

Hoewel Anne het springerige, vrolijke uit haar kinderjaren niet verloor in het Achterhuis, werd ze langzaamaan toch een jonge vrouw. Miep kwam twee keer per dag, natuurlijk vanwege de boodschappen, maar ook als welkome afleiding voor de acht bewoners. Miep merkte dat in het Achterhuis een stille verstandhouding tussen haarzelf en Anne groeide. "Soms voelde ik als vrouwen onder elkaar, zonder dat ze iets zei, hoe ze zich voelde of wat ze wilde."

Hieronder kunt u enkele fragmenten uit Miep's boek lezen waarin zij haar mening geeft over de acht mensen die ruim twee jaar dicht op elkaar gepakt hun leven in het Achterhuis zouden delen:

Pasfoto Otto Frank, ca. 1933
Pasfoto Otto Frank, ca. 1933
Otto Frank
. Miep beschrijft haar eerste ontmoeting met hem, wanneer ze begin 1933 bij hem solliciteert: "Op een verlegen maar hoffelijke manier stelde een slanke, glimlachende heer zich aan me voor, waarna hij met de gebruikelijke inleidende vragen van een sollicitatiegesprek begon. Zijn donkere ogen keken me recht aan en ik was me meteen bewust van zijn vriendelijke en zachtaardige karakter, dat enigszins getemperd werd door verlegenheid en een licht nerveuze manier manier van doen. (...)". Tijdens de onderduik beschrijft Miep Otto Frank als volgt: "Frank was de kalmste, de onderwijzer van de kinderen, de meest nuchtere, degene die iedereen in balans hield. Hij was de leider, de baas. Als er een besluit genomen moest worden, keken alle ogen naar meneer Frank."

Edith Frank. Miep leerde mevrouw kennen als een beleefde, vriendelijke, wat gereserveerde en bescheiden vrouw. Meer dan mijnheer Frank had ze heimwee naar Duitsland. Ze had moeite met het leren van de Nederlandse taal. In het Achterhuis zag Miep Edith Frank als volgt: "Mevrouw Frank, vriendelijk en net, was heel stil maar hield alles in de gaten wat om haar heen gebeurde." Omdat er geen dokter naar het Achterhuis zou kunnen komen, was iedereen bang om ziek te worden. "Die angst knaagde aan ons allemaal, vooral aan mevrouw Frank. Ze waakte angstvallig over de gezondheid van de kinderen en lette altijd op wat ze aten en droegen, of ze het koud hadden of ziek begonnen te worden." Van alle onderduikers nam Edith Frank slecht nieuws van buiten het zwaarst op. "Naarmate de winter dichterbij kwam werd ze moedelozer. (...) Geen nieuws, hoe bemoedigend ook, kon haar sombere stemming doorbreken. Hoe vaak we ook op haar in praatten, ze zag geen lichtpuntje."

Het gezin Frank in 1941.
Het gezin Frank in 1941 gefotografeerd op het Merwedeplein in Amsterdam.
Anne Frank
. Miep zag Anne voor de eerste keer op kantoor, toen Anne vier jaar was en ze net met haar moeder en zusje in Nederland was aangekomen. Ze herinnert zich dat ze toen dacht "Zo'n kind zou ik ooit nog eens willen hebben. Rustig, gehoorzaam, naar alles nieuwsgierig." Als Miep terugdenkt aan de tien-jarige Anne schrijft ze: "Ze keek duidelijk tegen haar oudere zus op. Alles wat Margot deed of zei werd door de flitsende ogen en het snelle verstand van Anne ingezogen. Anne had zich ontpopt als een uitstekende imitatrice. (...) Of je wilde of niet, je moest wel lachen om haar kleine voorstellingen, zo behendig was ze met haar stem. Anne vond het heerlijk om een aandachtig publiek te hebben en onze reacties te horen op haar parodietjes en gekkigheid."

Margot Frank. Miep ontmoette Margot voor het eerst tijdens een etentje bij de familie Frank thuis. "Margot was tien, een mooi kind, ook met glanzend donker haar. (...) Margot was het kind van haar moeder en Anne was ongetwijfeld vaders kleine meid." Margot bleef ook later altijd de bedachtzaamste van de twee zusjes, ze leerde graag en haalde 'opmerkelijk hoge cijfers' op school. Het was een mooi meisje, ze droeg een bril, van waarachter ze met donkere ernstige ogen de wereld inkeek en "ze was altijd met haar hoofd bij de boeken en nooit bij pleziertjes." In het Achterhuis ervaart Miep Margot net als Peter van Pels: "heel teruggetrokken, altijd op de achtergrond."

Hermann van Pels. Miep leert hem kennen wanneer hij in 1938 bij Nederlandse Opekta & Co. komt werken. Hij was een oude kennis van mijnheer Frank en wordt directeur van Pectacon, een nieuwe tak van het bedrijf, gespecialiseerd in vleeskruiden. Miep leert Hermann en Auguste van Pels ook buiten het werk om kennen op de zaterdagmiddagen bij de Franks thuis. "Van Daan [Van Pels] wist alles van kruiden; hij hoefde maar even te snuiven en kon van elk kruid precies zeggen wat het was. Hij liep altijd rond met een sigaret. Hij was een grote forse man, goed gekleed, die iets gebogen liep. Hij had een manlijk gezicht en was bijna kaal, hoewel hij pas halverwege de veertig was. Hij had altijd tijd voor een grapje. Meneer Van Daan was een heel plezierig iemand die zich moeiteloos wist in te passen in de gang van zaken bij Nederlandse Opekta & Co. en Pectacon. (...)" Tijdens de onderduik leert ze hem kennen als "de moppentapper, een kettingroker met een pessimistische rusteloze inslag".

Auguste van Pels. Miep kende Auguste van Pels alleen van de openhuis-zaterdagmiddagen met koffie en gebak bij de Franks thuis. Zo leert ze Auguste kennen als een "vlotte, wat kokette vrouw". In het Achterhuis leert ze haar kennen als "temperamentvol, behaagziek en praatlustig". Voor Miep's 35e verjaardag in februari 1944 krijgt ze van Auguste van Pels, mede namens haar man, een klein pakje met daarin een antieke ring. Miep was verrast en bedacht hoeveel de ring op de zwarte markt voor de Van Pelsen op zou kunnen brengen. Maar "Ik schakelde mijn gezond verstand uit en terwijl ik in de donkere ogen van mevrouw Van Daan [Van Pels] keek, beloofde ik haar: 'Ik zal 'm altijd dragen - als teken van onze vriendschap' en schoof hem aan mijn vinger. Hij paste precies. Mevrouw Van Daan kneep me even in mijn schouder en daarna gingen we ieder ons weegs."

Portret Fritz Pfeffer
Portret Fritz Pfeffer
Peter van Pels
. Miep ontmoet de zestienjarige zoon van Hermann en Auguste van Pels voor het eerst in het Achterhuis. Zij doken een week na de Franks onder. "Peter was een knappe, gedrongen jongen met dik donker haar, dromerige ogen en een zacht karakter." In de jaren van de onderduik spreekt ze hem nauwelijks, net als Margot was hij "heel teruggetrokken, altijd op de achtergrond." "Margot en Peter stelden geen eisen en hielden hun behoeften voor zich". Miep noemt Peter een zwakke leerling, voor wie Otto Frank altijd extra tijd en aandacht had.

Fritz Pfeffer. Ook Fritz Pfeffer leerde Miep kennen op de zaterdagmiddagen bij de familie Frank. "Hij was een knappe man, een charmeur, die op de romantische Franse zanger Maurice Chevalier leek. (...) Ik mocht dokter Dussel [dokter Pfeffer] graag. Hij was een heel innemende man. Toen ik hoorde dat hij was gaan samenwerken met mijn tandarts aan de Amstellaan en hoopte in de toekomst een zelfstandige praktijk te kunnen vestigen, besloot ik hem als tandarts te nemen. Zoals ik had gehoopt bleek hij een uitstekend vakman." Hoewel Miep Pfeffer graag mocht, zag ze dat in het Achterhuis "Dussels kleingeestige manieren Anne op de zenuwen begonnen te werken en dat Anne's wispelturigheid Dussel irriteerde".

Geciteerd uit het boek 'Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis.' van Miep Gies met Alison Leslie Gold (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1991)