Klagen

De onderduikers probeerden altijd zo vrolijk en opgeruimd mogelijk te doen wanneer zij hun helpers zagen. Geklaagd werd er nooit. Toch was er genoeg reden om zo nu en dan flink te klagen, en dat gebeurde ook wel, maar altijd buiten de oren van de helpers om. Hieronder vindt u citaten uit het werk van Anne Frank en Miep Gies over het al dan niet klagen van de bewoners van het Achterhuis.

Als één van de helpers in het Achterhuis en verantwoordelijk voor de dagelijkse boodschappen kon Miep zich voorstellen dat de bewoners zo nu en dan best eens reden tot klagen hadden als ze voor de zesde achtereenvolgende dag boerenkool meebracht. Toch hoorde Miep nooit een klacht.

 Lees verder

Natuurlijk hadden de onderduikers in hun benarde situatie zo nu en dan flink reden tot klagen. Tegenover hun helpers lieten ze daar niets van merken, maar onderling konden ze zich soms met moeite bedwingen. Behalve over de slechte kwaliteit en eenzijdigheid van het eten, was ook de hitte in het voorjaar van 1944 reden om zich onderling eens flink te laten gaan.

 Lees verder