Jeugd

Oudste foto van Miep Gies, ca. 1912 in Wenen
Oudste foto van Miep Gies, ca. 1912 in Wenen

Miep Gies werd op 15 februari 1909 als Hermine Santruschitz (later in Nederland Santrouschitz gespeld) in een Oostenrijks arbeidersgezin in Wenen geboren. Ze was vijf toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In eerste instantie vond ze de soldaten op straat wel spannend. Maar vader en moeder Santruschitz konden tijdens en na de oorlog maar met moeite het hoofd boven water houden. De grote voedselschaarste eiste zijn tol en toen in 1919 een tweede dochter geboren werd was er nog minder te eten voor iedereen. Hermine was al geen sterk kind en door het tekort aan voeding was ze ondervoed en vaak ziek. 'Ik was van mezelf al niet groot, maar nu leek ik eerder weg te kwijnen dan normaal te groeien. Ik had een zwak gebit en een paar spillebenen met dikke knobbelknieën. (...) Mijn gezondheid verslechterde en mijn ouders kregen te horen dat ik zou doodgaan als het zo doorging.'

In het najaar van 1920 deed zich een uitweg voor: op initiatief van een Nederlandse arbeidersvereniging was voor Oostenrijkse arbeiderskinderen een hulpactie op touw gezet. De kinderen konden voor enkele maanden naar Nederland komen om bijgevoed te worden en aan te sterken. Hermine had geluk, ook zij mocht mee. Op een koude winterdag in december 1920 vertrok een trein met Weense bleekneusjes naar de onbekende stad Leiden in het onbekende Nederland. 'Hoewel ik elf was, leek ik veel jonger. Mijn lange dunne donkerblonde haar was op mijn achterhoofd bijeengehouden met een grote katoenen strik. Ik kreeg een kaart om mijn nek gehangen. Er stond een vreemde naam in blokletters op, de naam van mensen die ik nooit had gezien. De trein zat vol met kinderen zoals ik, allemaal met kaarten om hun nek.'

Rugzakje Miep Gies, december 1920
Rugzakje dat Miep bij zich had toen ze in december 1920 uit Wenen naar Leiden kwam. Klik op het plaatje voor een vergroting
De trein kwam aan in Leiden en de kinderen werden wakker gemaakt en de trein uitgeleid naar een grote zaal. Onbekende mensen probeerden de namen op de kaarten te lezen en Hermine werd door een 'niet grote, maar sterk uitziende man' meegenomen. 'Ik was niet bang en liep gewillig met hem mee'. De sterke man heette Laurens Nieuwenburg en was opzichter bij een kolenbedrijf in Leiden. Hij nam Hermine mee naar een huisje buiten de stad waar hij met zijn vrouw, vier zoontjes en dochtertje woonde. De oudste jongen sprak een paar woordjes Duits en trad op als tolk. 'Ondanks de taalbarrière waren alle kinderen aardig voor me. Vriendelijkheid was in mijn verzwakte toestand heel belangrijk voor me. Het was net zo versterkend als het brood, de marmelade, de lekkere Hollandse melk, boter en kaas en de behaaglijke temperatuur van de warme kamers. En, vooral, de chocoladekorrels die 'hagelslag' heetten en die je op een dik beboterde boterham moest strooien - van zulke traktaties had ik nog nooit gedroomd.'

Miep (rechts) ongeveer 12 jaar oud, met pleegmoeder.
Miep (rechts) ongeveer 12 jaar oud, met pleegmoeder in Leiden rond 1921.

Het gezin Nieuwenburg begon Hermine al snel Miep te noemen, dat was minder stijf en gezelliger. Miep ging naar school, leerde snel Nederlands en tegen de lente van 1921 was ze de beste van de klas. Ze leerde fietsen, haar boterhammen te smeren, maar voor het oerhollandse schaatsen was ze niet in de wieg gelegd. Het gezin was geïnteresseerd in politiek en er werd elke dag de krant gelezen. Ook hielden ze van klassieke muziek. Miep nam hun interesses over en vond het leuk om mee te praten over wat ze in de krant had gelezen. Haar verblijf zou in eerste instantie maar drie maanden duren. Vanwege haar zwakke gezondheid werd het verlengd met nog eens drie maanden, en daarna werd over verlengen niet meer gesproken maar bleef Miep gewoon in Leiden. Toen ze dertien was verhuisde ze met het gezin mee naar de Rivierenbuurt in Amsterdam. Die wijk lag toen nog aan de rand van de stad en keek uit over de Amstel en de weilanden daarachter, maar toch woonde ze nu in een echte stad. Ze hield van de levendigheid van de stad, de winkeltjes, de architectuur van de grachtenpanden, het duidelijk aanwezige politieke leven en de vele concertzalen en bioscopen.

Miep rond 1925.
Miep geportretteerd rond 1925.
In 1925, toen Miep zestien was, bezocht ze samen met vader en moeder Nieuwenburg haar ouders en zusje in Wenen. Ze vond het fijn de stad weer te zien, maar voelde zich niet echt op haar gemak bij haar familie, voornamelijk omdat ze bang was dat ze in Wenen zou moeten blijven. Maar haar moeder begreep dat haar oudste dochter intussen zo vernederlandst was, dat Wenen haar niet gelukkig zou maken. 'Ik wilde mijn eigen ouders niet kwetsen en ik was nog jong en had hun toestemming nodig. Maar ik wilde niets liever dan terug naar Nederland. Ik was Nederlands gaan denken en voelen.' Samen met vader en moeder Nieuwenburg keerde ze opgelucht terug naar Amsterdam.

Daar ontwikkelde ze zich tot een introverte, leergierige jonge vrouw. Ze raakte geïnteresseerd in filosofie, las veel en schreef 'schriften vol' met al haar gedachten, in een poging het leven te begrijpen, net als Anne Frank dat jaren later ook zou doen. Niemand wist dat Miep schreef, en ze wilde ook dat niemand dat ooit te weten zou komen. Even plotseling als haar schrijfdrang was opgekomen, verdween hij ook weer toen ze zich opeens schaamde voor al die intieme gedachten en het idee dat ooit iemand ze zou kunnen lezen. Ze verscheurde alle schriften en begon aan een nieuwe fase in haar leven. Ze was intussen achttien en ging van school waarna ze aan het werk ging als kantoormeisje. 'Hoewel ik een gesloten en zelfstandig vrouw bleef, richtte mijn levenslust zich weer op de buitenwereld.'


Alle citaten in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit het boek 'Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis.' van Miep Gies met Alison Leslie Gold (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1991). Begin 2009 wordt een vernieuwde heruitgave van het boek verwacht.